|
De relatie tussen de rivier en zijn bedding, het water en de bodem. De oevers, de bodemsamenstelling van grind, klei of zand, stenen en bomen langs de waterkant, zij sturen het water. Meestal is ze meegaand en volgt de weg van de minste weerstand, zacht en vloeiend. Maar haar strelingen kunnen fataal worden. Doortastend dringt ze door tot in de kleinste poriën van de bodem. Als diepe wortels ondergraaft ze hem, waardoor walkanten instorten, wegspoelen, opgaan in haar grote lichaam. Water is met zovelen, een golfje is nooit alleen. Haar massa en gewicht doet hem zwichten. Het geweld schuilt in haar meedogenloos geduld, dwingende vasthoudendheid en eindeloos uithoudingsvermogen. Het slijpen, schuren en zuigen. Maar de bodem laat het toe en verliest zichzelf, vormt zich op het ritme van de golven, spiegelt de stroming. Het water, op haar beurt, zoekt houvast op de bodem en krijgt vorm door wat haar omringt. Ze kunnen elkaar dwars zitten. Maar ze kunnen niet zonder elkaar. Ze vullen elkaar aan. Ze zijn elkaars mal en voor altijd tot elkaar veroordeeld. Hun roekeloze overgave, dit opgaan in elkaar kan tot grenzeloze slurry leiden. Niet meer wetend waar de een begint en de ander ophoudt, kan het gevaarlijk worden, waar de waarschuwingsborden bij de zandopspuiting van getuigen - drijfzand.
|