terug
terug
terug
terug
terug
|
Wisselstroom, het inrichten van de
tentoonstelling in de Koornmanspoort in Kampen en een wandeling Kampen
-Zwolle-Heeten-Zutphen-Apeldoorn, vaak langs het stroomgebied van de IJssel
met wisselend weer en stemmingen
16 06 21 t/m 16 07 02
We hadden nog maar net mijn werk naar boven gesjouwd toen de inspecteur
van de asbestpolitie langs kwam en de zolder met rood-witte linten afsloot.
Een onvermurwbare man: Die regels zijn er niet voor niets. Hier komen
betalende bezoekers, die aan gevaar worden blootgesteld. De gemeente is
strafbaar. Je kunt hiervoor zelfs in de gevangenis komen. Het is
zo dubbel hoe er met asbest wordt omgegaan, van achteloos nonchalant tot
overdreven streng. Dan maar eerst de benedenverdieping. Zelfs als het
met de zolder niet zou gaan lukken, was ik al heel tevreden over de tentoonstelling.
Spannend hoe ruimtes en beelden elkaar volkomen veranderden. Maar het
is gek hoe de tijd in het inrichten verdwijnt en ik dan opeens omval van
de honger of slaap. Bij de reservering van de B&B, bleek iets fout
te zijn gegaan, maar gelukkig kon ik bij Yvonne en Bert terecht. Een benauwde
slapeloze nacht met kletterbuien tegen het zolderraam. De volgende dag
nog wat puntjes op de i en terwijl Yumiko haar verdieping inrichtte, wachtte
ik op onze openaar. Zij bleek al twee weken in het ziekenhuis te liggen.
Bijgelovig als ik ben, vroeg ik me onzeker af wat er nu nog meer zou gebeuren?

Ik verliet Kampen via een betonpad vol plat gefietste naaktslakken met
metallic groene vliegen erop. Links industrie en verkeerslawaai. Rechts
moeras, water, een langgerekt eiland en daarachter weer water, speedbootjes
en een kade met hoge gebouwen. Werkgeluiden van achteruitrijdende heftrucks.
Op maat en kleur gesorteerde bergen kiezels. Een warme wind en laag hangende
donkere luchten. Een hekje in het water met daar achter een meerkoeten
paadje. Eenmaal het viaduct onderdoor werd ik ingehaald door een paard
en wagentje en kreeg ik aan korte, heftige lift, hard hobbelend over de
smalle dijk. De paardentrainer, een bezorgde oude man, sprak me met meisje
aan en vroeg wat ik ging doen en of ik dan wel mijn overnachtingen al
geregeld had. Tot aan mijn kruis door het hoge natte gras. Een vreemd
laag geluid. Naderend onweer, nee toch? Geen enkele plek om te schuilen
en heel veel water om me heen. Wat moest je dan ook al weer doen. Plat
op de grond of toch maar rennen om zo snel mogelijk te zorgen dat je weer
in een dorpje terecht komt? Geen rust om mijn boterhammetje te eten nu
het begon te regenen en het geluid steeds vaker kwam. Regenpak aan. Ik
heb maar één rokje bij me en wat als die straks doorweekt
tegen mijn benen geplakt zit? Maar nu zou dat toch ook gebeuren, want
het zweet brak me aan alle kanten uit. Geen mens te bekennen, mijn rok
opgehesen, het regenjack als een cape om mijn rugzak geslagen. Wind in
de rug, dus heel erg nat werd ik niet en het was eigenlijk wel verfrissend.
Het geluid bleef maar komen, met korte tussenpozen, zwaar en donker, mijn
angst voor onweer ook. Maar het had zo’n regelmatig ritme. Zou het
dan toch van een of ander onzichtbaar rietbeest zijn? Onrust dreef me
vooruit. Dit keer bleek het verkeersgebonk over de brug te zijn. Na Wilsum
liep ik verder over een fietspad. De angst geweken, maar wat was het klam
warm. Bij het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten schrok ik in de wc
spiegel van mijn rooie opgeblazen kop. Deze even onder de koude kraan
gehouden en een ijsje voor de binnenkant. Schapen graasden rug aan rug
de schaduwomtrek van een boom af. Zo heet was het. Morgen moet ik naar
Heeten, dat is toch niet het meervoud van heet hè? Een lange, dunne
stok op de stroom als een voorbij glijdende rimpeling. Bij de rand van
Zwolle heb ik Annet gebeld, die me ophaalde en enkele minuten later zat
ik bij haar onder de koele bomen. Voor het eerst een hond leren kennen,
die bang voor mensen is. Telkens als ik me maar even bewoog rende hij
achteruit. Hard blaffend, dat wel. Maar de volgende morgen kon hij toch
rustig aan mijn voeten liggen en ik een foto maken van zijn mooie bruine
ogen. Maar voorzichtigheid wederzijds. Een rondleiding door haar atelier
met kleurige keramiek, grafisch glas en sliertextiel. Haar huis, midden
in een verbouwing met de geur van afgepeld verleden. Buiten aardbeien
oogsten en besjes ritsen voor de diepvries. Annet stelde me vragen, die
ik mezelf ook regelmatig stel over het waarom je door blijft werken terwijl
de voorraad alleen maar groeit. Je nieuwsgierigheid en opwinding over
het ongekend gedrag van nieuw materiaal, maar ook een duidelijke doe behoefte
en verteldrang. Dat laatste is bij mij misschien sterker, ik wil graag
mijn denken, emoties, ervaringen, kortom het leven delen. Mezelf mededelen.
Wel hebben we eenzelfde soort aandacht en traagheid. Een rustig vertrouwen,
dat niet alles op deze avond gezegd hoeft te worden. Er komen er vast
meer. Ik sliep dan ook heerlijk in het atelier onder de lage bewolking
van een met plastic gecapitonneerd plafond. Op haar advies de volgende
dag het eerste stuk naar Heino met de trein gedaan. Zenuwachtigheid blokkeert
mijn denken, dus eindeloos op zoek naar perron 11, het enige perron dat
op het station in Zwolle niet (meer) bestaat. Door de geruststelling dat
ik een half uur de tijd had, vond ik via aardige medereizigers mijn weg
wel. Maar het was een goed idee met de trein te gaan, anders had ik nooit
genoeg tijd gehad om het Nijenhuis te bezoeken en dat was wel de moeite
waard.

De beeldentuin, waar het mij in eerste instantie om ging, was eigenlijk
al zo bekend, dat het me ook weer een beetje tegen viel. Maar ik werd
verrast door grote mastaba’s van Sien van Meurs, die een klas lager
op de lerarenopleiding van de Rietveld zat en door het binnenste buiten
gevoel bij het beeld van David Bade. Vaak is zijn werk me te vormeloos
en klodderig. Maar nu vond ik de in oranje saus gegoten energie indrukwekkend.
Hans van Houweling had prachtige beelden met heerlijke relativerende humor:
De jeugd van tegenwoordig, een trommel van de Hitlerjugend en
daarop een zeventiende-eeuws houten portretje. Oud en jong een
fossiel van een ammoniet en het geraamte van een mensenonderbeen samen
over een soort kapstok gehangen. Het paste zo prachtig in de stijlkamers
van het kasteel. Daar was ook een tentoonstelling van expressieve schilderkunst.
Ik hou niet erg van het schilderwerk van Jan Cremer, maar met de blauwwitte
vegen van het werk Himalaya had hij echt een top bereikt. Wat
me het meeste aansprak was het schilderij zomerlandschap van
Hendrik Chabot, onweersluchten boven goudgloeiende graanschoven. De kasteelkamer
van Sybil Heijnen vond ik tegenvallen na de tuinkamer, waar ik maar niet
kon ophouden de huiden te fotograferen: koeienvellen met uitgeknipte vlekken,
landschap en landkaart tegelijk. Ruimtelijk en vlak, vergankelijkheid
en groei, de wisselseizoenen van herfst en lente.

De weg van Heino naar Heeten gaat eerst over zandbospaadjes met doorkijkjes
naar het landbouwgebied. Koeien, die een reiger proberen te vangen en
uitgelaten achter hem aanrennen als hij opvliegt om een klein stukje verder
weer te landen. Het leek of hij ze echt zat uit te dagen en er ook lol
in had de hele kudde telkens opnieuw in beweging te krijgen. Op een bankje
bij een meertje, waar ik de klamme tenen weer even moest luchten, stoof
een boze zwaan alsmaar met een aanloop op me af. Het meer was groot genoeg
om ook een andere kant op te zwemmen, maar vrouwtje met kleintjes bleef
maar mijn kant op gaan. Vlakbij Jeroen en Thea toch nog even fout gelopen
naar onbestaande weggetjes, waardoor ik toch even langs de grote weg moest,
waar Jeroen, terug komend uit Groningen, me zag lopen en oppikte wat me
een laatste halfuurtje scheelde en we direct bij Thea aan tafel konden
aanschuiven.
Jeroen is de meest jazzy roerdompvertolker die ik ken, maar ook na hem
in het echt, dat wil zeggen op vogelgeluiden.com te hebben gehoord, kwam
ik tot de conclusie dat dat mijn donder niet geweest is. Mijn rustdagje
was een beetje miezerig, maar prima om achter de computer de prijslijst
in orde te maken, tussendoor weer wat bessen oogsten en een fantastisch
tuinverhaal gelezen van Miek Zwamborn vallend hout. Bovendien
toch nog een lekker avondwandelingetje met een rode zon op de dampende
sloot, beigebruin opborrelend uit donkere diepte. Het natte weiland als
wolkenfabriek. Het gewas heeft een strook van een net andere tint groen,
waar een sloot gedempt is met andere grond en dus andere voedingsstoffen.
Met Jeroen op stap leer je het landschap lezen. De handdoek ruikt naar
koe. De volgende morgen met vers ingevette schoenen richting Deventer
langs een overdaad van wilde woekering aan bloeiende haagwinde. Toen ik
bijna op een platgereden takje in de vorm van een kippenklauwtje stapte,
schrok ik alsof ik echt een kip op zijn tenen had getrapt. Een aantrekkelijk
kuithoog graspaadje langs een beek toch maar niet genomen omdat ik de
tenen nog drie dagen hard nodig heb en het vet de kieren niet echt dichten
kon. Ik schrik op van een volkomen geluidloze grasmaairobot in stofzuigervorm,
die geheel zelfstandig over het gazon sluipt. Op walkant ligt de uitgekotste
slootbodem. Nat gras kruipt in mijn sokken. Net als ik in het bos kom,
breekt de zon glunderend door op die ene loofboom tussen al het dennengroen.
Lunchpauze op een houten bruggetje met uitzicht op een ideale ijsvogelbiotoop.
Deze niet gezien, maar wel alle bewegingen in het water: cirkeltjes die
als een soort trechtertjes de diepte in gaan alsof de lucht het water
wil binnen dringen terwijl de horizontale banen van de stroom zelf onverstoorbaar
over de deukjes glijden van boven naar onder mijn blikveld in. Of zijn
het luchtbelletjes, die als kleine oprispingen hier en daar aan het water
ontsnappen? Nee, het zijn schrijvertjes, die hun hoekige stippel sporen
trekken. De zon, die opeens een spotje zet op de goudgloeiende bladbodem.
Op een boomstronk zie ik minikikkertjes, kleiner dan de pissebedden waar
ze tussen rond scharrelen. Als ik er een op mijn hand laat lopen, voel
ik nauwelijks de kleine natte kriebeling. Aan de stadsrand begint het
te rommelen en dit keer echt onweer met bliksemflitsen en een stevige
regenbui. Toen ik in een portiek wilde schuilen, werd ik binnen geroepen.
Jeroen gebeld en even later weer in Heeten aan de thee met twee eveneens
daar gestrande wandelaars. Maar binnen het uur was het weer stralend en
ben ik met hen nog een stukje gaan wandelen tot het kanaal, met de trekpont
over en via de volgende brug weer terug. Het weer wisselt voortdurend.
‘s-Avonds met uitzicht op indrukwekkende dreigende luchten een bessenfeestje.
Terwijl Jeroen zijn ritspannetje af en toe op schoot neemt om voetbal
te gaan kijken, had ik wolkendienst. Cloudservice zoals Turner
dat noemde. En heerlijk vond ik dat.
Met Thea mee naar Olst en van daar per trein naar Deventer om mijn route
weer op te pikken. Even langs het Kunstenlab, omdat ik daar door het onweer
niet meer aan toe gekomen was. Ik had het geluk dat de deur openstond
en de daar aanwezige dame het niet erg vond als ik een beetje rondkeek.
Grote fabrieksachtige ruimtes met roerloos werk, dat eigenlijk bedoeld
was voor geluid en beweging. De dag ervoor was een opening van onder andere
Gijs Gieskes. Misschien was zijn vader, mijn grote vriend Michiel, daar
ook wel geweest. Het voetpad was al snel verdwenen in het water. Ik liep
langs een klein weggetje met een irritante auto vogelkijkers, die me telkens
inhaalde en later weer voorbij liet gaan. In de IJssel staan groepjes
bomen, een park op water. Golfslag op het fietspad dwingt me te kiezen
tussen kouwe knieën of de koeien op de dijk. Mijn kaart is onleesbaar
geworden door het verdwenen land. Vlakbij Voorst begint het heel hard
te plenzen. Ik steek mijn hand op als er een auto voorbij komt en krijg
voor de laatste vijf kilometer een lift van een keurig Haags echtpaar,
die mij tussen en op de handdoeken zet. De rest van de middag zit ik op
een comfortabele stoel in de bibliotheek van Zutphen terwijl ik al mijn
natte spullen om me heen te drogen hang, een boekje uit de kast haal over
een Arabisch meisje. In de hoge hal van de vroegere Broederen kerk is
het alsof ik op mijn vliegtuig wacht en ik blijf daar drie uur lang tot
er wordt omgeroepen dat ze gaan sluiten en ik weet dat mijn gastvrouw
van de IJsselsalon thuis is. Het regent nog steeds. Een herkennismaking
met een oud buurmeisje, die ook in de kunst is gegaan en sinds kort samen
met haar man een tentoonstellings/concert/lunchruimte runt in de geest
van de vroegere salons. Uit de hoge ramen zie je schepen, het verraderlijke
water, zijn deuken en kolken, het tinkelende licht en de lucht erboven.
Reflecties overstromen het huis. Alles stroomt en als ik later in mijn
bed lig, beginnen ook mijn gedachtenstromen te kolken en loopt ook mijn
onrustige lijf nog even stevig door. Langs opgehaalde herinneringen en
een zwerm toekomstplannen.


Een groepje kletslopers doet me besluiten mijn route te wijzigen. Kleine
weggetjes tussen maisvelden en groen bos, vogelgezang en varkensstank.
Bij Bandijk een stukje Appense Schouwpad genomen door een heuvelig bos.
Er waren maar 2 manieren om onder de A50 door te gaan en beide via een
onaantrekkelijke weg, waar geen voet- of fietspad langs liep en behoorlijk
hard gereden werd. Dus weer een stukje gelift tot ik me net bij de gemeentegrens
van Apeldoorn liet afzetten. Het was vanaf daar nog anderhalf uur lopen
door een parkachtig hondenlosloopgebied en langs het kanaal naar Daniël
en Janneke. Met enorm kabaal, spetter-rennend over het wateroppervlak,
zat een moedig meerkoetje een reiger achterna, die zijn kleintje bedreigde,
die door de moeder snel onder een overhangende struik werd weggestopt.
Een prachtig gezicht die trage glijdende vleugelslag van de grote vogel
zo vlak boven het water en het driftig getrappel van de kleine. Eenmaal
in de achtertuin op een lekkere stoel werd ik pas wakker toen Janneke
en Evelien twee uur later thuis kwamen. Samen Tim opgehaald bij het kinderdagverblijf,
de oma start. De volgende dag me beziggehouden met schommel duwen en in
de tuin werken. Ik schrok wel even toen Janneke tijdens het bad ritueel
aankondigde, dat ze nu toch echt moest gaan. Ik had weliswaar beloofd
op te passen, maar was het alweer vergeten. Gelukkig kan Evelien me waarschuwen
als ik iets fout doe. Ik zal wel wat meer verhaaltjes en liedjes hebben
gezongen, maar dat hoort bij een oma.
Toen Janneke en Tim mij op de trein zette, vertelde ze me over de pappatrein
(rood-wit naar Berlijn) en de mammatrein (geel-blauw). Een minaret van
een moskee noemde Tim een raket met toeter. De jas met haaien had hij
zelf ooit uitgekozen, maar nu was hij eng, jas bijt.
Het asbest was verdwenen. Yvonne klom als circusprinses onverschrokken
tot in de nok, balancerend op een plank, manoeuvreerde ze met een lange
stok waaraan een ijzeren hangertje met tape vast zat, mijn beelden op
de juiste plek. Tot half twaalf, terwijl ik door vermoeidheid helemaal
geblokkeerd raakte en niets meer zag, ging zij nog rustig verder met de
belichting. Ondanks warme douche, bleef ik over alle uithoeken van mijn
matras rondzwerven. Toen de vogeltjes de volgende dag aankondigden, had
ik nog geen oog dicht gedaan. Later die dag naar Kampen lopend voor een
laatste check-up, sprak een man me aan u ziet er moe uit. De
zolder was afgesloten omdat de schilder de trap opnieuw geschilderd had.
In het museum een kort gesprekje met Stan die zich verheugt op zijn naderend
pensioen om op zijn vijf hectare planten te gaan knippen en plakken. Die
nacht als een blok, bijna het klokje rond, geslapen. De opening was niet
heel erg druk en nog had ik het gevoel sommige mensen amper gesproken
te hebben. Dat gevoel van tekort schieten heb ik op zo’n moment
bijna altijd, maar achteraf zijn er toch heel leuke reacties geweest en
ben ik blij met de tentoonstelling. Hoe de rood-zwarte cocons aan hele
dunne draadjes hangend, zachtjes bewegen. Mijn oranje hersenspinsel dat
uit de bakstenen opdoemt. De platte ronde vormen van Yumiko in de ronde
torenkamer en haar two hero’s and four virtues. Ze zijn
allemaal een goed antwoord op het gebouw. Ik moet wel nog een keer terug
om betere foto’s te maken met een statief, want degene waarvoor
Jeroen in het stof lag, zijn heel grofkorrelig omdat met het instellingen
veranderen we waarschijnlijk ook per ongeluk aan het wieltje met de ISO-waarden
hebben gedraaid. Maar zijn enthousiasme was hartverwarmend.
|