terug
terug
|
van
die stap, 16 – 29 april 2012 de Portugese pelgrimsroute naar Santiago
de Compostella.

Het was zwaar, het sjouwen van de rugzak, het beangstigende branderige
gevoel in mijn schouders, dat toch wel veel leek op wat vooraf ging aan
die peesontsteking toen. De zorg om pijnlijke teentjes (een goede
tip, die Juliette van het Internet haalde: Doe een plukje niet helemaal
schoongewassen schapenwol op de plek waar een blaar dreigt. De wol hecht
zich aan de sok en inderdaad het bleef bij dreigen). Schipperen tussen
zo weinig mogelijk willen dragen en toch een nootrantsoen bij me willen
hebben voor als ik ga instorten en we er nog niet zijn en er ook niet
onmiddellijk een winkel, restaurantje of barretje in de buurt is. Alsmaar
dat kwetsbare lichaam in de gaten houden, beducht op ieder pijntje. De
ongemakken van het stapelbed, onder zo laag dat ik vaak mijn hoofd stootte,
maar bovenin werd ik zeeziek van de woelige baren van de onderbuurman.
De hele dierentuin werd bij elkaar gesnurkt en iedereen deed mee, met
lange uithalen, als een stoomfluit of in een rustgevend deinend ritme.
De stukken, die we langs een smalle weg moesten lopen waar keihard gereden
werd en er geen uitwijkmogelijkheid bestond. De doodsangsten bij een scherpe
bocht. (advies: begin bij Barcelinhos). Maar alles went, alleen
het weer……
Hoewel het bekend is dat een pelgrim moet lijden en dat de voldoening
in verhouding staat tot de ontberingen die hij heeft moeten doorstaan,
vond ik het toch allemaal vrij overdreven. De eerste en de laatste dag
scheen de zon. Daartussenin is het regenpak niet uit geweest. Als het
niet tegen de regen was, dan wel tegen de kou. Elf graden gaf de thermometer
aan terwijl het gemiddeld in april in Portugal 20 graden is. Ik had me
meer zorgen gemaakt over de 25 graden, die het dan vast ook af en toe
zou zijn en alle kleren die ik dan bij de rugzak moest proppen, dan over
doorlekkende regenpakken en doorweekte schoenen. Maar daar werden eenvoudige
oplossingen voor gevonden, een paraplu en plastic boodschaptassen om de
schoenen. En wat was ik blij met de derde extra onderbroek toen die andere
na twee dagen nog klam en nattig aanvoelde. Onweer, hagelstenen, maar
ook een heuvelrug die in regenboogkleuren was gehuld. Het zicht op het
landschap was beperkt. Niet alleen door dampen en nevelen, ook de in elkaar
gedoken houding en de paraplu deed je vaak niet verder kijken dan bodemstructuur,
de prachtige veelal op ooghoogte gelegen moestuintjes, de boeketten die
zomaar uit de muur groeiden, de prachtige kleurencombinatie van bloeiende
brem en heide. En dan de eucalyptusbomen, statige verschijningen die als
elegante obers hun vellen over de takken dragen. Vaak met onderbegroeiing
van aronskelken. Een plechtige sfeer, die bloemen die ik vooral met kerk
en begrafenissen assocïeer. Waar hadden we dit weer aan verdiend?
De pauzes waren niet uitgestrekt in het gras met mooie vergezichten zoals
ik me dat van tevoren had voorgesteld, maar meestal in barretjes, waarvan
er zich gelukkig wel heel veel langs de route bevinden en waar vaak ook
de basis boodschappen te krijg zijn. Dat klinkt bijna een beetje Zuid-Afrikaans,
een leuke taal. We kwamen verschillende Zuid-Afrikaners tegen. Met aanmoedigingen
als agteros kom ook in die kraal. Met andere woorden, ook al
ben je de laatste je komt er wel. Die been krijg kuit. Van die stap
werd er verklarend aan toegevoegd toen we ons een bergje op zwoegden.
Veel leuke woorden verzameld: flipflap is bijvoorbeeld een echte
engelse uitdrukking voor teenslippers. Bij een kapelletje stond: il
y a un tampon a l’interieur, een vreemde opmerking tot we ook
de engelse vertaling lazen there is a stamp inside. Soms waren
we al vroeg in de herberg en hadden geen puf meer om stadjes te bekijken.
Een beetje op het bed hangen met oogmaskertje (echt aan te raden)
en oordoppen al in of kletsen met lotgenoten. Aardige en interessante
mensen ontmoet, maar alles toch heel vluchtig. Even wat rustiger aan en
je hoorde weer bij een nieuwe, weer een andere groep, waar ik althans,
weer helemaal aan moest wennen. Juliette, mijn reisgenote, bloeide juist
op bij al die verschillende contacten.
Melancholiek van al het afscheid nemen; van Christina, de prachtige Spaanse
verhalenvertelster, van de dappere Duitse zusjes en de hele levensmiddelenwinkel
die zij op hun schouders torsten. Soms had je iemand nauwelijks gesproken
maar was het al jammer die weer kwijt te raken. Die geweldige avond bij
Fernanda en Jacinto, dat ontzettend lekkere maal uit eigen moestuin met
zelfgemaakte wijn, de hartelijke ontvangst door oma bij de houtkachel
na wel de zwaarste dag vanaf Ponte de Lima ongeveer 16 km. gelopen met
veel klimmetjes en vreselijk veel regen.Wat was dat een heerlijke, warme
beloning.
De laatste Portugese stad Valenca met zijn betegelde gevels. In Spanje
zagen we later een aantal keer een kopse kant van een huis betegeld met
dakpansgewijs over elkaar vallende Jakobsschelpen. Valenca is een vestingstadje,
terrasvormig opgebouwd met glooiende grasvlakten. De stoere geknotte platanen
en een auberge met een aparte mannen- en vrouwenafdeling. Dat scheelde
wat betreft het snurken toch behoorlijk in het zware geschut en we hebben
er allebei ook heerlijk geslapen. De volgende ochtend ontdekte Juliette,
dat ze haar pyjama vergeten was en ’s avonds zo moe was geweest,
dat ze onder de douche pas merkte dat ze haar sokken en onderbroek nog
aan had.
In Calda de Reis zat ik heel gezellig met een Portugees stel, onder het
tikken van de regen op mijn paraplu, met mijn voeten in de hete bron,
bij te komen van weer een dagje aan- en uitkleden, pijlen volgen en stempels
jagen.
In Santiago hebben we ons om zeven uur bij de parkeergarage van het superchique
Hostel Catholique naast de kathedraal gemeld. Iedere dag worden er tien
pelgrims gevoed op vertoon van je compostella ( je diploma –
bewijs van de tocht die je gemaakt hebt, die op dat moment niet ouder
mag zijn dan drie dagen). Achter een man in groen uniform met gouden
knopen liepen we via achterommetjes naar de keuken, waar we soep, zalm
en gekookte groentes, een toetje, brood, wijn en water op het dienblad
laadden en naar de pelgrimskamer werden geleid. Er hingen reproducties
van middeleeuwse manuscripten of hedendaagse variaties daarop aan de muren,
die over het pelgrimsleven gingen. Het zag er erg leuk uit in frisse kleuren.
Een meisje uit Canada, een uit Mexico-city, drie Spanjaarden, een Portugees,
een Zwitser en zijn zoon ... en wij. We kregen een uurtje om te eten en
erna werden we via de keuken en later de hoofdingang weer naar buiten
gestuurd, komende langs een soort goudbeurs, waar alles achter het glas
schitterde, dames met blote jurken, heren in het pak ... en wij. De pelgrimsmis
de volgende dag maakte ook indruk. Zeker tien priesters van verschillende
nationaliteiten (Je kunt er ook biechten in allerlei talen),
die zelf ook foto’s maakten en misschien ook wel net een pelgrimage
achter de rug hadden, leidden de mis. Achter het altaar zag je het beeld
van St. Jakobus telkens tot leven komen als hij door een pelgrim werd
omarmd. Er is een constante stroom gelovigen, die in de rij wacht om het
trapje te kunnen beklimmen om het beeld te beroeren en er aan de andere
kant van het altaar weer af te dalen. Dit gaat maar door, ook tijdens
de dienst. Zeven man in paarsrode mantels met pelerine doken met hun volle
gewicht in de touwen om het wierookvat heen en weer te slingeren tot hoog
in de nok van de zijbeuken, een rookspoor achter zich aantrekkend. Het
spektakel werd versterkt door het aanzwellend orgelgeluid. Toch wel bijzonder
om mee te maken, want het gebeurt niet elke dag, we hadden geluk dit keer.
In de comfortabele trein terug probeerde ik, vechtend tegen de slaap,
de mooie verten vast te houden die we de heenweg gemist hadden.

178 km. gelopen in 11 dagen
|