terug
terug
|
Een
bedevaart
8 - 13 september 2008
Een smeekbede om genade, genade voor alle zieken in de familie, genade
voor het verdriet en de teleurstelling van een in de steek gelaten vriendin.
Wanneer wordt het leven ondragelijk? Van de ene naar de andere overnachtingplaats
gelopen, stap voor stap mijn voeten op de aarde geplant, naar de beesten
gekeken. De varkenszichtboerderij in Vrouwenakker, de enorme zeug met
haar 20 kleintjes. De verklarende tekst aan de muur; hoe bij biggen in
de 4 weken tijd dat ze bij hun moeder verblijven hun gewicht vertwintigvoudigt.
Na een half jaar wordt besloten of ze naar de slacht gaan of nog 5 jaar
mogen doorleven voor de vermeerdering, wat inhoudt dat ze als ze 1 jaar
oud zijn worden geïnsemineerd en al gauw zelf hun eerste biggen krijgen.
Pure vleesproductie ten dienste van de mens. Meestal glijden zulke gegevens
al snel van me af als zijnde te abstract. Maar hier was het zo aanschouwelijk
gemaakt. In de grote stal lagen overal dikke varkens tegen elkaar aan
een beetje te suffen, al dat groeien kost natuurlijk ook enorm veel energie.
Als mens vind je dat al gauw zielig. Wat is dat voor een leven? Toch hadden
de meeste een tevreden grijns op hun snuit. Maar was ook dat niet weer
een projectie, de wens tot glimlachende gehaktballen? En eigenlijk gewoon
veroorzaakt doordat hun mondhoek nog een beetje opkrult op de plek waar
ooit bij het oervarken zijn oorspronkelijke slagtanden zaten. Maar als
een mens in zo’n onbewust stadium is beland en enkel nog een beetje
kan eten, slapen en af en toe met een niet begrijpende blik voor zich
uit kijkt vind men het onmenselijk, maar het lijden is vooral het machteloos
toe moeten zien hoe zo’n iemand geleidelijk verdwijnt naar plaatsen,
die voor ons onbekend blijven. Een oerangst voor de dood doet je foeteren
en klagen. Er zit zoveel woede en onmacht in mijn zus Cori. De bij voorbaat
vruchteloze poging haar kind tot het laatste toe te beschermen. Hoe Amanda
zich er bij voelt en of er iets van al die hopeloze gevechten tot haar
doordringt is moeilijk te peilen. Haar hoofd zakt telkens weg in totale
uitputting; “mijn handen kunnen de weg niet meer vinden” zegt
ze opeens heel duidelijk en maakt onrustige gebaren over het laken. Ik
pak haar mollige, witte, Chinese handje met kuiltjes op de plek waar bij
mij de knokkels uitsteken. Jonge handen nog, vol leven. Maar wat is dit
voor een leven? Onwillekeurig denk ik dan toch weer aan de beesten, ook
zij kennen emoties, geven een grauw als het hen niet zint, maar het leed
is snel vergeten. Alleen de mens blijft tobben over toekomst en verleden,
laat zich meesleuren door herinneringen en verlangens en probeert het
met het lot of God op een akkoordje te gooien. Als ik nou voortaan heel
erg mijn best doe lieve God, zorgt u er dan voor........... dat Amanda
en Lida beter worden. Dat was wat ik vroeger dacht dat bidden was. “Als
ik nou heel lief voor mamma ben vind ik dan straks een kwartje want ik
heb echt zo’n popje van de goedkope bazaar nodig om kleertjes voor
te maken. Dat moet ik toch ook leren God, voor later als ik zelf moeder
ben.” Zo probeerde ik Hem om te praten. Ik dacht dat Hij altijd
redelijk en rechtvaardig was. Maar erna heb ik alleen nog gebeden in de
tandartsstoel; “Jezus laat het niet te veel pijn doen en gauw voorbij
zijn.” Maar het waren onbetrouwbare afspraakjes en op den duur zocht
ik toch naar andere oplossingen. Als het leven me naar de strot grijpt
en ik het allemaal te onrechtvaardig vind, ga ik lopen. Lopen en kijken
hoe het loopt. Lopen, daar rust ik van uit. Het moede hoofd wordt leeggewandeld,
denken wordt een zinloze bezigheid. Het zalige bestaan van hier en nu,
van a naar b. De b van bedevaart. Je wilt iets, maar laat het toch varen.
Een overgave aan het lot of desnoods dan maar weer die God. In het begin
moest Hij me nog een beetje dwingen daar te zijn en thuis en denken te
verlaten. De regen viel die eerste dag onophoudelijk met bakken uit de
hemel, mijn armen werden klam en koud, maar de regenbroek hield het goed.
Onderweg bij een carport een te erge plens even afgewacht en twee opengeknipte
boterhamzakjes met postelastiek om de enkels over mijn schoenen gedaan.
Het bleek Sluipwijk te zijn en het gehucht deed zijn naam eer aan. Vele
auto’s probeerden de files in de ochtendspits op de rijksweg naar
Gouda via deze sluiproute te omzeilen. Fout gelopen dus, maar toch maar
doorgegaan over een smal draadje land tussen de Reeuwijkse plassen. Er
dreef een grote dooie vis plompverloren in het water. De donkere eilandjes
met dichte begroeiing deden me aan de Chinese zee bij het vliegveld van
Hongkong denken. ‘Ringslangen niet storen’ stond er op een
bordje. Hè, wat had ik dat nu graag gedaan.
En ‘paal in wegdek’ en ‘schipper walstroom gebruiken’.
Dat laatste stond op een bord langs de vaart bij Zwammerdam. Ik zat op
een bank tegen een klein huisje, waarvan de luxaflex gesloten was, aan
weerszijden beschut door twee hoge heggen. At mijn boterhammetje en keek
naar de grote platbodem die op het water wiegde en vroeg me af waarvoor
de schipper die walstroom moest gebruiken en hoe zo iets dan zou gaan
tot hij plotseling geruisloos verdwenen was. Toch even weggedommeld waarschijnlijk.
Even later kwam een oude dame met veel geraas de vuilnisbakken terugzetten.
Eerst schrokken we van elkaar, maar even later kwam ze me een appeltje
brengen.
Er dreven ronde blaadjes in het kroos en soms staken er sprietkransen
uit. Schapen zochten zij aan zij naar het lekkerste grasje in het weiland.
Maar zó druk bevolkt als het stuk van Gouda naar de Nieuwkoopse
plassen is; schoolkinderen op de fiets en vele, vele auto’s rijden
af en aan. Vijf ooievaars gezien, vandaar.... Bij de Langeraarse plas
het kerkepad genomen en om 4 uur ging de regenbroek pas uit. Op de palenrij
zaten wel zeker 50 aalscholvers als pilaarheiligen voor zich uit te staren.
Het mooiste stuk was vanaf Bilderdam. Bij broer Toon voldaan nagenoten
en met Gerda naar mijn verse achterneefje, vernoemt naar stamvader Gijs,
gaan kijken. ‘s-Nachts vanaf de w.c. in de badkamer een prachtig,
bijna surrealistisch uitzicht op het weidse slagenlandschap met aan de
horizon de stralenkransen van de verlichte kassen.
De volgende dag, nog maar net een paar passen gedaan of een oude man,
die de buurman bleek te zijn, stapte met uitgestoken hand op me af; “Zo.......
mevrouw van Hoften” Een gesprek over de schapen en de te natte wei
en het waarom van het hekje achter het hekje, een droste effect dat het
weilandje tot een soort spelletje maakte, maar eigenlijk een heel praktische
reden had, omdat de schapen het liefst op de stenen liggen en daar dan
ook de boel onderschijten. Dan vraag je je nog wel steeds af waarom de
woonbootbewoner die laatste meters dan nog wel door het gras moet. Anders
was natuurlijk het effect verloren geweest. Maar waarschijnlijk ook om
de schapen doorgang te verlenen van de ene helft van de wei naar de andere.
Ik vervolgde het mooie weggetje waar ik zelfs eventjes een Nepalgevoel
kreeg met de kippetjes die er rondscharrelden en een varkentje dat op
de weg lag. Zo stil dat ik eerst dacht dat het een tuinbeeld was. Maar
het was knorretje, dat stond duidelijk op zijn hok geschreven. Net voor
Vrouwenakker het bord: Pigsview. Een stalen buitentrap leidt tot boven
in de stal. Ze slapen, één wurmt zich tussen en over de
anderen een weg naar het actievere gedeelte waar gesnuffeld, gewandeld
en geduwd wordt. Er vliegt een vogel door de stal.
Prachtig weer de hele dag, de korte stootjes van het knijptoetertje van
de meerkoet, een paal boven water waar een boom uit groeit. De schaduw
van de dode boom tovert een levensader op het land. De afdruk van bladeren
in het betonplatenpad. Beetje veel fietsers, muggen en vliegtuigen, verder
perfect vakantiegevoel.
Bij zus Ina een kleine familiereünie met ook Huib, Wilko en Ria erbij.
Vakantiefotoboeken bekijken, dat doe ik daar altijd. Een onrustige nacht
liggen dobberen op het luchtbed. De volgende ochtend nam Ina me mee naar
een plek langs de Poel waar verschillende vleesetende planten groeien
naar aanleiding van de prachtige foto’s van enorme carnivoren uit
Maleisië. Lange lichtgroene bekers (van ongeveer 30 cm.) paarsrood
beaderd. Daarnaast waren er ook rode exemplaren en de kleine zonnedauw
die met hun schattige druppeltjes insecten in hun lijmval lokken. Verder
via het Amsterdamse bos naar Cori. Maar zij was zo onrustig, dat ze vrijwel
rechtstreeks naar Amanda wilde lopen en we dus grotendeels langs een drukke
weg liepen. Het was wonderlijk mooi om te zien hoe Cori, eenmaal bij Amanda,
onmiddellijk omschakelde van een brok compacte emotie tot een lieve moeder
vol rust en aandacht voor haar zieke kind. Terwijl Cori en Robbert met
de dokter spraken en Amanda in slaap viel zakte ook ik een beetje weg.
Daarna via het Vondelpark, waar nog steeds mensen in het gras liggen te
lezen en er altijd wel ergens iemand gitaar speelt, wat herinneringen
opgeraapt en door de stad gelopen naar Corien. Maar mensen maken mij veel
meer moe dan wandelen of werken. Dus het laatste stukje een bus genomen
naar zus Gemma. Zware gesprekken over hoe het toch niet meevalt alleen
twee -overigens wel prachtdochters- op te voeden, maar ook om ze juist
niet te hebben zoals bij zus El. En over hoe het ouder worden ook wel
meer duidelijkheid in het leven verschaft. De volgende ochtend liep Voebe
mee tot en met het pontje over het IJ. In Amsterdam Noord liep ik verkeerd
en veranderde de lekkere vakantiewarmte in drukkende hitte. Bij een fietserviaduct
stond een hond aan een boom gebonden. Hij ging ongelofelijk tekeer en
hing zichzelf bijna op terwijl een man op ongeveer 10 meter afstand hem
stond uit te dagen en toe te schreeuwen. Bleek politiehondentraining te
zijn. Het zag er zo akelig uit. Op mijn laatste benen door naar Marjan.
Op de brug nog wel een gesprek met een soort mevrouw ten Cate over vroeger
schaatsplezier. Eenmaal daar brak de hemel open in grote stortregens,
een enorme opluchting.
‘s-Middags even met de auto naar het museum Waterland de tentoonstelling
‘landschap zonder horizon’ van Joke Konijn bekeken met mooie
titels als ‘gelukkig dier’en ‘spiegelingen’ waardoor
ik de volgende dag in het Twiske de vlaflip van verschillende kleuren
water, het contrast tussen grijs mat en glanzend diepzwart vol reflecties
toch anders bezag. Marjan had ergens gelezen, dat de biologische functie
van kunst verleiden is.
Die avond werd het weer helder en wandelden we nog naar de molen bij het
begin van het Twiske, onderweg even stil houdend bij het muziekkorps die
de deur van de oefenruimte open gezet had. Op de sportvelden veel actie
en felle verlichting. Het gesmek van eendjes die zich een weg door het
kroos slebberen. De strepen lichtweerkaatsing in het water van de overkant.
Op eens een raar gevoel bij mijn enkel, een natte kledder weggeveegd,
bleek er een naaktslak in mijn sok gehopt.
Na een natte nacht liep ik de volgende dag door een stille, grijze deken
met enkele hardlopers en hondenuitlaters door een geheimzinnig Twiske.
Veel hangbeesten in de lucht, op de grond of op het water. Het standbeeld
van de reiger. Wat een bedeesd piepje heeft de statige zwaan. De 4 haakwielen
van een eg. Bomen gevangen in een enorm spinnenweb. Het waaierverband
van het tractorspoor.
Net voor ik bij zus Lida aan kwam nog een mooi veldboeket kunnen plukken.
Wat was haar arme lichaam in die korte tijd verouderd, de magere schouders
en daarentegen juist opgezwollen benen. Gek hoe ze zich toch tamelijk
relaxt bij haar ziekte heeft neergelegd terwijl haar eeuwige strijd met
de mensheid toch gewoon voortduurt. Zo kwetsbaar en moedig tegelijk.
En weer barste de bui spoedig los nadat ik binnen was. Dit keer was het
toch goed met God spreken geweest.
Mijn nichtje Amanda stierf 18 oktober 2008, 34 jaar oud
Mijn zus Lida stierf 15 mei 2009, 68 jaar oud
|