terug
terug
terug
terug
|
Ik weet
dat daar….. een reis naar het Shetlandeiland Whalsay en
via de Engelse Oostkust terug 06 04 – 06 21
Ik weet dat daar….. de titel van een project van Rinie
(Marinus van Dijke) mijn echtgenoot, een zoektocht naar datgene wat achter
de horizon ligt. De romantiek van de ontdekkingsreiziger, het verlangen
naar verte en onbekende mogelijkheden.
Staande op het hoogste duin van Schouwen, zag hij, dat de lucht over een
breedte van 120 graden de zee raakte. Die horizonlijn deelde hij op in
vier gelijke delen, waardoor vijf lijnen over de Noordzee op vijf punten
aan vijf verschillende kusten raakten. Daar moest hij naar toe. En ik
mocht mee voor de eerste vier.
Het is prachtig, hoe zo’n toch wel op een bepaalde manier toevallig
punt van focus, tot de ontdekking van zulke grote verschillen leidt. Niet
alleen de beleving van het landschap, maar ook de omgang met mensen wordt
anders naarmate je afzakt naar het steeds drukker wordende zuiden.
Na 3 dagen reizen met auto, boot, trein, bus en te voet, kwamen we in
Whalsay aan, een van de Shetland-eilanden waar de enige overnachtingsplaats
het huisje van de dichter Christopher Grieve is. Een primitieve böd,
enkel koud water, een turfkacheltje en geen andere voorziening om te koken.
Donker en klam. Maar buiten een enorme weidsheid van een glooiend land,
bedekt met een dikke vacht mos, waar je tot over je enkels in wegzakt.
Soms leken de lage luchten je de sponzige bodem in te duwen en kon ik
me voorstellen dat de wereld boven me zou sluiten en ik opeens verdwenen
was, letterlijk in het landschap opgenomen. Alsof ik nooit had bestaan.
Waarom zou ik ook? Op zulke plekken is het besef heel groot, dat alles
zonder jou, ook wel door gaat. Maar wat is er meer ontspannend dan jezelf
verliezen. Lopen… Je mag overal lopen. Er is nog zoveel ongebruikt
land.
Alhoewel, misschien lijkt dat maar zo, want overal zie je littekens in
het landschap. Horizontale lijnen, richels, sporen waar iemand turf gestoken
heeft. Soms de schep er nog bij om een volgende keer verder te gaan. En
schapen. Zelfs op de meest kleine onbewoonde eilandjes zie je ze staan,
blatend in alle toonaarden. Overal vind je ook plukken wol als watervalletje
van een rand af stromend, aan het prikkeldraad wapperend en heb je poedelschapen
met nog een dikke kraag om en een naakt achterlijf. Niet allemaal worden
ze geschoren, dan moeten ze het zelf doen. Soms krijgt een schurksteen
een plukkerig kapsel, wat hem zacht en kwetsbaar maakt. Vooral bij tegenlicht
sprookjesachtig behaard. Of in de mist, die me thuis altijd in hier en
dichtbij haalt, maar daar juist nog meer ruimte geeft, de vage eindeloze
ruimte. Ofschoon het hoogste punt maar 100 meter is, heb je alsmaar het
gevoel heel erg hoog in de bergen te zijn, boven de boomgrens. Boven de
wolken zelfs, een koude wind, flarden mist, een spikkelig buitje en dan
weer een stralende zon en mooie schaduwvlekken van wolken, die de heuvels
strelen. Het weer is zo veranderlijk en kan elk moment omslaan. Spannend
is het wel en buiten de gehuchtjes heerlijk rustig. Hoewel ik ’s
avonds geplaagd werd door de mitsies, kleine op fruitvliegjes lijkende
maar toch echt wel stekende mugjes.
Aan de zuidoostzijde lijkt het eiland opgeduwd te worden door de zee.
Kale rotsen met talloze kleine roze bloemetjes, waarvan je niet snapt
hoe die daar kunnen wortelen. En orchideeën en zelfs veenpluis. En
dan de vogels, alsmaar de vogels, het geluid van wulp, grutto en kieviet
en natuurlijk talloze meeuwen en sterns, maar ook de zeekoet, Jan van
Gent en papagaaienduiker. Soms scheert een vogel net over de rand van
een klif recht op je af, oog in oog. Een op een. Ook ik mag het gevoel
hebben mee te doen, maar niet meer dan dat. De mensen zijn teruggetrokken,
maar als je ze aanspreekt, heel erg vriendelijk. De tweede dag was ons
campinggasje leeg en eigenlijk was dat een geluk. Rinie knutselde van
een olielampje en een paar kachelpoken een alternatief gastoestel. Thee
zetten lukte nog, maar de spaghetti.... Toen mochten we bij de dame, sleutelbeheerster
van het Grieve house, koken. Kregen we krabbepoten en wijn van het huis
en bleven we tot 11 uur napraten met nurse Misty, verpleegster, dichter
en kinderboekenschrijfster. Naar aanleiding van een plaatje op het internet
kocht ze impulsief haar huis zonder zelfs maar te weten op welk (Shetland)
eiland het stond. Maar na zeven jaar verlangt ze nu weer terug naar meer
aanspraak, haar vrienden en de gezelligheid van de Engelse tuinen. Haar
tuin op Whalsay is dan ook een uitzondering van bonte kleuren met de reuze
klaprozen en zelfs een echte mini boom. Maar als tijdelijke bezoeker is
de kaalheid van de Shetland eilanden juist hun aantrekkingskracht. Ondanks
hun betrekkelijk kleine afmetingen maakt het hen groots en uitgestrekt.
Wachtend bij de ferry kregen we een lift van een Whalsay-echtpaar tot
Lerwick, die een omweg maakten om ons het Pernis van daar te laten zien,
trots op hun nieuwe rijkdom van de olieplatforms.
Op de boot naar Hull hadden we een claustrofobisch hutje, midden in de
buik van het schip, waar het constante geronk van de motoren en de misselijk
makende geur van stookolie me lieten sluimeren, maar toch in een staat
van paraatheid hielden, af en toe opgeschrikt door een harde stem die
alle entertainment aankondigde. En dat telkens herhaald in verschillende
talen. Nergens een knopje te vinden om dit uit te zetten of op zijn minst
zachter te draaien. Nergens een luidspreker te zien waar je een handdoek
in kon proppen om de agressie te dempen. De stem van God, alom aanwezig.
De God van het heilig consumeren.
Door een soort jaarmarkt waren er heel veel pipowagens op de weg en werd
het een race tegen de klok om op tijd in Aberdeen voor de volgende nachtboot
in te checken. Te laat voor een hut, maar hoeveel aangenamer was het bij
het raam met langszij de Jan van Genten, die in een gelijk tempo meevlogen
en na een tijdje weer zijwaarts afdreven. Op een gegeven moment zag je
overal mensen liggen slapen, fossiele embryo’s die om de metalen
scheidingshekjes tussen twee zitplaatsen lagen heen gekruld.
Op de weg terug bij St. Andrews hebben we het Middeleeuwse klooster bezocht
en een stukje kustpad gelopen. Eerst over agrarisch heuvelland. Langs
een bruine rivier door een vochtig bos tot bij de kust het gebulder van
de stroomversnellinkjes plotseling veranderde in het rustig klotsen van
een stille zee. Wel waren overal sporen van de stroming van wind en water
nog zichtbaar; golvende ribbelpatronen uitgesleten in de steenplaten,
gigantische boomstammen die rotsen leken en andersom uitgesleten rotsen
die op hun beurt wel van hout leken. Een plek waar Limburg in Bretagne
overging. Een grijsbonte koe met de landkaart van de hele wereld op haar
rug. Maar wat deze Atlas het meest te torsen had, waren haar reusachtige
roze uiers, die bij elke stap tussen haar poten heen en weer zwiepten.
Het kalfje lag met haar poten naar elkaar toegevouwen en deed me op de
een of andere manier aan het bekende beeld van sinasprilletje denken,
het kindje dat zijn hoofd op zijn armen laat rusten. Boarhills
Onderweg naar het volgende aanlandingspunt Hornsea hebben we in Edinburg
Valerie Dempsey bezocht, waar ook Ronald Boer net logeerde, twee kunstenaars
die in de Bewaerschole samen werken in het project balanceren tussen
zoet en zout en die dit jaar een paar keer bij ons te gast waren.
Via groene sluiproutes waren we vrij plotseling midden in de stad. Alle
kunstinstellingen, die we wilden bezoeken, waren net hun tentoonstelling
aan het wisselen en dus gesloten. Maar we hebben bijna twee uur in het
park naar de mensen gekeken als naar een Bert Haanstra film. Het gehannes
van een groep oude dametjes met een picknicktafeltje. Hoe het aluminiumframe
met een flexibel matje erop er zeer surrealistisch uitzag tot eindelijk
er een kordate dame het tafeltje strak klikte en het tafelkleedje erop
kon. Met vereende krachten werden er parkbanken bij geschoven. Toen Rinie
samen met een andere man de dames bij een tweede bank te hulp schoten,
begon men zich onmiddellijk te verontschuldigen we have permission
to do so. Er stuiterde een peuter voorbij met zijn mama achter hem
aan, haar dikke dijen in een legging geperst, half tapdansend op haar
pumps met korte snelle pasjes hem tot steeds grotere snelheid stimulerend
tot hij plotseling stil stond ah a tractor. Een moment later
liep hij met een enorme tak als een sluier achter zich aanslepend, langs
om deze terug aan de boom te geven. Dat gaat niet, zeg maar dag tak, bye
bye. Met een vreemd schurend geluid snel-wandelde een man voorbij,
wiens beide benen waren afgezet, zijn dijbeenstompen in grote kniebeschermers
vastgegespt. Hij zwaaide wild met zijn armen om het evenwicht of het tempo
erin te houden. Een dame die bellen blaast. Op het grote grasveld liggen
overal mensen mooi over de vlakte verdeeld. Wie heeft dit allemaal voor
mij in scène gezet?
We beklommen een trap waar 104 soorten marmer in waren verwerkt, elke
tree een landschap op zich.
Een bezoek aan David Faithfull, een kunstenaar die Rinie het jaar ervoor
op de kunstenaarsboekenbeurs in London ontmoet had. Iemand die naar geïsoleerde
gebieden trekt en daar in- en uitzoomt op de natuur en de geschiedenis
van de plek en zo allerlei onverwachte verbanden legt. Bijvoorbeeld tussen
de vetvlek aan het hoofdeinde van het bed van een vriendin van Hitler
die verbannen was naar een Schots eiland en walvisbotten die daar aanspoelden
en het woord Leviathan. In de bijbel wordt daar een van de verschijningsvormen
van de duivel mee bedoeld. Het betekent duister monster en verwijst ook
naar walvissen.
De rotsen bij St.Abbs waren overdekt met witte watervallen vogelpoep.
Het aanzwellend vogelgekrakeel weerkaatsend tegen de steile wanden vol
echo’s was zelfs een beetje angstaanjagend. Toen ik iemand met verrekijker
en camera met grote telelens vroeg naar welke vogel hij zat te kijken,
kwam er een heel relaas over meeuwen en zeekoeten met jonkies tussen hun
poten en te midden daarvan een groot bruin nest van een havik. Het was
een mannetje, die op twee eieren zat en al een jong had. Hij had hem zien
opstijgen, een enorme paniek in de kolonie. De havik had de kuikens maar
voor het oppikken, zo broedend midden in het restaurant. Toen ik ook even
door de verrekijker mocht kijken, zag ik pas hoe groot de vogelgroepen
waren en dat zelfs elk stipje op het water een vogel was, glimmende strepen
achter zich aantrekkend in het matte oppervlak.
In afwachting van het juiste tij hebben we op de parkeerplaats voor Holy
Island alvast gekookt en gegeten. Erna via de drooggevallen weg over het
wier het eiland opgereden. Een breed duinengebied met een enorme variatie
aan planten, duizenden zandvlooien, mooie rotspartijen. Allemaal prachtig,
maar alsmaar was er een onheilspellend geluid wat ik eerst niet thuis
kon brengen. Het bleken de huilers te zijn, zeehondenbabys, hulpeloos
op de zandplaten achtergelaten door de ouders die uit vissen waren. Samen
met de mist en invallende duisternis ontstond er een sfeer van suspence
en grote dreiging.
In Bamburgh een kasteel van de Noormannen, lage rotsen in veel kleuren
en samenstellingen. Slakkensporen in het zand.
Hornsea is een echte badplaats met veel fish and chips, fitness centra
en getatoeëerde mensen.
Zon, hoge golven en veel wind. Vooraan op de camping is het druk tussen
de grote woonwagens met tuindeuren, poezen en minimaal twee honden. Vooral
poedels en schoothondjes met strikjes zijn geliefd. Maar achter op het
lege terrein voor tijdelijke gasten, die geen elektriciteit behoeven,
is het heerlijk leeg.
Even afdalen en je bent op het strand. Klei-erosie ziet er toch heel anders
uit dan zandafslag. Brokstukken van gemetselde muren door de zee tot natuurlijke
vormen afgerond. Anderhalve baksteen tot een stukje meisjesbeen, sok in
schoentje. In het stadje zijn het vooral de mensen die je aandacht trekken.
Filmend op de boulevard krijgen we koffie aangeboden door de vrouw, voor
wier huis we staan. Briljant. Bij het meer is een enorme groep
ganzen neergestreken. Hun donzige jongen zijn groter dan de eenden, die
er ook tussendoor lopen.
Ik word derde met veertjes werpen. In de straten wordt elk braakliggend
stukje met veldbloemen ingezaaid. Als ik stop om er een paar van dichterbij
te bekijken, spreekt een vrouw me aan. Zo relaxed alsof iedereen hier
met vakantie is. In het park een brede laan met oude hoge bomen. Een strook
wordt niet gemaaid en staat vol prachtig onkruid en wilde grassen. Op
het kerkhofje zijn sommige grafstenen door het nieuwe wilde leven bijna
niet meer te zien. Namen versleten, soms een fragment of een stukje van
de decoratie nog intact. Zo wil ik later ook liggen, tussen bloemengeur
en insectengezoem heel langzaam verdwijnen.
Bij elk mogelijk gevaar staan borden Be cautious, it can be slippery.
De leukste was een gevarendriehoek met daarop afgebeeld twee oude mensen,
van wie één een stok opheft Beware of elderly people,
alsof zij je met stokken te lijf zouden gaan.
Aan het eind van een doodlopend weggetje, geurend naar camille stond
Rinie ’s morgens vroeg om half zeven op en kwam er een oudere dame
op stevige stappers aanzetten Just the wright time to make a nice
cup of tea.
In Orford staat er op de bookshop Born to read.
Bij ons eerste wandelingetje in de omgeving Orford Ness wilden we rechtstreeks
naar de rivier lopen, maar konden we niet verder vanwege de stiertjes.
Ook kwamen we langs een meatfarm, een Afrikaans aandoende nederzetting
voor varkens. De moeders hadden met zijn tweeën een hutje terwijl
het kleine spul in groepjes over het terrein renden. Zo gebeurt hier in
the country alles op the farm en hebben ze ook windfarms.
Op de landtong verzamel ik zittend kiezels in alle vormen en kleuren terwijl
Rinie wederom de zee filmt, de lijn terug naar huis. Het is eigenlijk
meer oprapen dan bewust verzamelen. Er is ook zoveel variatie in glans
en structuur dat elke greep raak is. Sommige stenen lijken van een soort
multiplex, waarbij de ene laag veel zachter is dan de andere en de zee
er prachtige mini-landschapjes van heeft gemaakt met hoogtelijnen. Dan
weer is het puur snoepgoed in lila, zachtroze en babyblauw. Ik snap nu
waar Hebworth and Moore hun inspiratie vandaan hebben.
In alle 12e eeuwse kerkjes zie je zelf geborduurde knielkussens met borduurwerk
variërend van bijbelse spreuken en taferelen tot afbeeldingen van
de natuur; mooie bloemen, een levensgrote wulp of afbeeldingen van de
voetbalclub of reclame voor iemands winkel of hotel. Wel leek het alsof
ze dat allemaal gezellig samen hadden zitten doen met hetzelfde blauwe
garen als hoofdkleur.
Bij Shingle Street staan de huizen gewoon in de kiezels, een dijk glooiend
als een door de wind gevormde woestijn. Hier en daar een teunisbloem,
wat spirea en bloeiende brem. Je ziet dat er bij het eind van de Spit
(landtong) verscheidene doorbraken zijn geweest, nu smalle grindeilandjes
aan weerszijden door de branding belaagd. Er ontstaan opstootjes in het
water, die hier en daar hoog op kunnen lopen/spatten en zijwaarts afglijden
in lange golfsurf-golven.
In het haventje van Orford klingelen nog steeds de touwen tegen de masten,
plopt het water tussen de dobberende bootjes en rollen de kiezels in het
vaste ritme van de zee.
18 juni wandelend door de graanvelden. Hoe de wind door de halmen strijkt
en de zon er vlekken over laat stromen, gelig, bijna oplichtend tegen
de donkere lucht. Een traag bewegend lichaam. Het blonde, meer afgerijpte
veld is stugger en schudt een beetje. Een zwaan reikt zijn golvende hals
om de rand te oogsten. Bij het kasteel een heuvel vol kostschoolmeisjes.
Het zelfde uniform, maar terwijl het ene meisje met witte sokjes met haar
beertje speelt, zijn er ook met donkerblauwe kniekousen of zelfs zwarte
panty’s. Ook de roklengte bepaalt veel, tot over de knieën
of als minirokje net de mollige dijen bedekkend.
’s avonds bij Suvi en Piers mijn boekenserie laten zien en zelfs
de camping daar mee kunnen betalen. Ze waren in opgewonden stemming omdat
de BBC die dag opnames in hun bedrijf (high house fruit farm) hadden gemaakt
voor een kookprogramma. Een heerlijk toetje van kruisbessen en een soort
crème van vlierbloesemsap met daarop gembersnippers.
We kamperen bij Point Hope vrij tussen de vele campertjes op een hooggelegen
parkeerterrein met uitzicht op zee, waar de veerboten heen en weer glijden
in geluidloze grijsheid.
De volgende dag steekt de zee troebel melkachtig af tegen de donkere lucht
en het wit van de krijtrotsen. Een loodrechte steile klif, waar bovenop
onschuldig gras heen en weer wiegt op de wind. Over de wand lopen horizontale
banen keitjes alsof ze opzettelijk zo op regelmatige afstand van elkaar
zijn aangebracht.
In Orford had het kiezelrif een zandondergrond en bij Hornsea lagen de
kiezels in de klei. En bijna overal had men last van afkalven van het
land. Op alle punten klonk de zee anders. Hier bij St. Margarets Bay klinkt
de zee als een gestaag moeizaam zwoegen, maar het verandert naarmate het
meer eb wordt in iets grimmigs. Alsof de zee zich blindelings tegen de
muur te pletter wil gooien. Zoals de heftige golven in Hornsea, die door
de tegengestelde richtingen tegen elkaar opbotsten en hoog opspoten. Bij
Orford Ness werd ze ontkracht door de landtong. Van Whalsay herinner ik
me het rustig klotsen. Daar was ook weinig sprake van echte afslag bij
de harde rotsbodem. De veenlaag was slechts bedekking.
You look lost en ja ik was al gauw mijn trail kwijt geraakt.
Een aardige meneer wees me een alternatieve route, dwars door het graanveld,
omringd door het getjilp van onzichtbare graanvogeltjes. Op de rand van
de kom van het land stond het silhouet van de donkere waaidennen afgetekend
tegen de blauwe lucht. De geur van vlierbloesem, klaproosvelden. Een stoppelveld
van gemaaid gras lag als een zwelling in het landschap, omzoomd door donkere
bosjes, door wolken gestreeld.
Het laatste aanlandingspunt Ullerøya in Noorwegen heeft Rinie
anderhalve maand later alleen bezocht.
15 10 18 Vermoeden en verlangen
De laatste jaren had Marinus van Dijke zich in zijn werk als beeldend
kunstenaar vooral geconcentreerd op één bepaalde plek in
de duinen. Een stuifvallei, die hij jaren achtereen bestudeerde en waar
voor hem een eigen wereld was ontstaan. Het was in 2013 toen hij aan de
overkant was, in Engeland voor de Kaleid kunstenaarsboekenbeurs waar hij
het boek Coastlines liet zien, dat hij opeens besefte dat achter de zee
Schouwen-Duiveland lag. Hij kon het niet zien, maar hij wist dat daar…
Weer thuis klom hij uit zijn dal naar het hoogste punt, keek over de zee
en verdeelde de horizon in vier gelijke delen, waardoor vijf lijnen een
kust aanwezen, die hij in 2014 is gaan bezoeken. De geografische verkenningen
resulteerden in tekeningen, foto’s, films en maquettes van de geomorfologie
van de verschillende kusten, landkaarten en een soort ansichtkaarten en
uiteindelijk in een kunstenaarsboek over dat alles. Daarnaast ging hij
als een echte ontdekkingsreiziger bij elk aanlandingspunt allereerst op
zoek naar de dichtstbijzijnde plek om voedsel te verkrijgen. Een fish
and chips op de boulevard van Hornsea en verder kleine supermarktjes op
de overige aanlandingspunten, net zoals degene waar hij als kind in opgroeide.
In diezelfde winkel keken tijdens de boekpresentatie op zondag 18 oktober
2015 ongeveer 50 man naar het schoolbord, waarop Marinus de duinen, zijn
plek, de vuurtoren en de zichtlijnen tekende. Niet alleen de winkel speelde
een belangrijke rol, maar ook de vuurtoren waaronder hij geboren is en
waar hij later ook zelf als hulpvuurtorenwachter heeft gewerkt. Wanneer
de vuurtorenwachter zijn moestuintje verliet om naar boven te gaan, veranderde
zijn grondgerichtheid in een blik op oneindig. Zo verruilde Marinus met
zijn project ik weet dat daar….ook het perspectief van
de zandkorrel naar die van een ver einder. Tussen de producten op de schappen
stonden hier en daar delen van het losbladige boek verdekt tentoongesteld.
Achter het brood draaide de film, die als dvd achter in het boek zit.
Heimwee, een nostalgisch verlangen naar de grote wereld. Nostalgisch,
omdat het tegelijkertijd het verre onbekende verbindt met het vroeger
van zijn kindertijd.
Na Marinus sprak stedenbouwkundig ingenieur en mareoloog Jan de Graaf.
In tegenstelling tot de horizontale blik van Marinus ging hij verticaal
de diepte in. De zee in, de blinde vlek waar Marinus omheen had gedraaid.
Aansluitend bij het verhaal van Marinus en vanwege het feit dat we ons
daar in de supermarkt tussen de streekproducten bevonden, sprak Jan over
de eetbare zee. Op het schoolbord had hij een schematische tekening gemaakt
van de kaart van Europa met daarop aangegeven de locaties, waar in de
tweede helft van de 19e eeuw op zogeheten veldstations wetenschappelijk
kust- en zeeonderzoek werd verricht. Ter voorbereiding had Jan als vooronderzoek
gekeken naar wat er in deze supermarkt aan vis te koop was en dat bleef
beperkt tot ingevroren uit het buitenland. In Nederland ontbrak in de
19e eeuw dan ook een wetenschappelijk kust onderzoeksstation, omdat men
dacht dat de zee hier te levenloos zou zijn, te saai. In Frankrijk in
het Bretonse Concarneau onderzocht men de trek van vissen en in het toenmalige
Oost Pruisische Rossitten de vogeltrek. De grootste tijd van het jaar
waren ze er niet. Waar verscholen die beesten zich, als wij ze niet zagen?
Een vermoeden van verte. Zo verging het ook Adriaan Coenen, een 16e eeuwse
haringhandelaar, die al zijn verdiende centen stak in boeken over vissen.
Ook kocht hij vreemde vissen op, die hij liet opzetten en naschilderen.
Hij wist alles over vissen in de Nijl of de Ganges in India of het Noordpoolgebied
terwijl hij zelf nooit verder kwam dan Scheveningen. Een vissenfantast,
die de mensen liet betalen om deze rariteiten te mogen bekijken. Gebaseerd
op ik heb van horen zeggen, dat….. Dat is eigenlijk net
zoiets als ik weet dat daar…. Het is eenzelfde soort vrijpostige
gebiedsverkenning zoals Marinus dat doet met zijn artistieke veldwerk.
De verbeeldingskracht van kijken naar wat je niet ziet, louter gebaseerd
op vermoeden en verlangen.
Later op het strand op weg naar de ijzeren plaquette met zichtlijnen,
die Marinus op een van de palen van een palenrij heeft bevestigd met daaronder
een plaatje met QR code waardoor je zelf een kijkje kan nemen achter de
horizon, hoor ik van een van de aanwezige marine biologen andere mooie
zeeverhalen. Over het weerboompje, dat eigenlijk een diertje is, een hydroïdpoliep
met kleine luchtkamertjes in zijn stengeltjes (of moet ik nu pootjes zeggen?),
waardoor hij in het water mooi rechtop drijft. Zeelui gebruikten hem als
barometer. Als de luchtdruk hoog is, worden de luchtkamertjes ingedrukt
en blijft het poliepje in een glas water niet drijven, maar is de luchtdruk
daarentegen laag dan zwellen de luchtkamertjes op en is er slecht weer
op komst. Wij boften ondanks de slechte weersverwachtingen met een heel
zacht bijna windstil heiig strand.
Weer thuis liet Marinus mij een mand zien met allemaal producten van eigen
grond van boer Peter de Koeier en zijn vrouw Nellie. Er was een kaart
ingestoken; een lege rotanstoel gericht naar een weidse, vers omgeploegde,
lege akker met de toepasselijke tekst Het gaat er niet om waar je
naar kijkt. Het gaat erom wat je ziet.
Klik
hier voor meer informatie over het project ik weet dat daar... van
Marinus van Dijke
|